In de middeleeuwen heeft een religieuze groepering die zichzelf de flagellanten noemden opmars gemaakt. De flagellanten waren met name bekend vanwege hun zelfgeseling. De flagellanten waren herkenbaar aan hun witte kleding met een kruis erop. Vanwege deze kledingkeuze werden ze ook wel Broeders van het Kruis genoemd.
Na uitbraak van de zoveelste pest waren de mensen rond 1300-1349 wanhopig. Ze kregen tegenslag op tegenslag. De oogst mislukte, er heerste een hongersnood, ziektes bleven de kop opsteken en regelmatig was er oorlog.
De flagellanten beweerden in deze tijd dat zij de toorn van God (de pest werd gezien als een straf van God) weg konden nemen door hun lichaam te tuchtigen. Deze orders zouden direct van God komen in een brief die zij vanuit de hemel hadden ontvangen.
In eerste instantie reageerde de Katholieke Kerk hier enthousiast op. Monniken en priesters voegden zich al snel aan bij de beweging, maar in 1347 werd de enorme groei alarmerend gevonden. In 1349 ontstonden er nieuwe geselgroeperingen in heel Noord- en Midden-Europa.
Deze groeperingen liepen tochten van 33,5 dagen. Iedere dag stond voor een jaar van het aardse leven van Jezus. Om zoveel mogelijk mensen te bereiken, bleven ze in geen enkele plek langer dan een dag.
In iedere stad gingen ze naar de kerk om daar hun ritueel uit te voeren. Dit ritueel hield in dat er eerst een brief werd voorgelezen, waarvan werd beweerd dat deze door een engel was gegeven. In deze brief werd de zelfgeseling gemotiveerd.
Vervolgens begonnen de flagellanten in een kring hymnen te zingen en begonnen ze zichzelf en elkaar op ritmisch tempo af te zwepen. Als iemand buiten de kring viel, moest het hele ritueel opnieuw uitgevoerd worden. August Potthast schreef hierover in Chronicon Henrici de Hervordia het volgende:
“Elke zweep bestond uit een stok met drie afhangende geknoopte riemen aan het eind. Twee stukken naaldscherp metaal werden van beide kanten door het midden van de knopen gestoken, zodat ze een kruis vormden waarvan het uiteinde zich voor de lengte van een tarwekorrel of minder buiten de knopen uitstrekte.
Met deze zwepen sloegen en ranselden ze hun blote huid tot hun lichaam gekneusd en gezwollen was en het bloed omlaag stroomde en op de muren in de buurt spatte. Ik heb gezien dat die stukjes metaal soms als ze zichzelf geselden zo diep in de huid doordrongen dat er meer dan twee pogingen nodig waren om ze eruit te trekken.”
De katholieke kerk begon al snel met waarschuwen voor erotische gevoelens tijdens de zelfkastijding. Met name de billen moesten vermeden worden.
Toen vervolgens bleek dat flagellanten een belangrijke rol speelden in de verspreiding van de pest, was dit voor paus Clemens VI voldoende reden om voor te schrijven dat flagellanten alleen onder toezicht van een kerk afzwepingen mochten uitvoeren.
Hier hadden de flagellanten geen boodschap aan. Zij gingen door met rondtrekken en hun rituelen totdat ze verjaagd werden door de burgers. Het aantal flagellanten begon hierop gestaag af te nemen. Tegenwoordig zijn er slechts nog kleine groeperingen over in Italië, Portugal en Spanje.
Dominante groet,
Deana Deveney